Mesolithische teerwinning uit dennenhout (Pinus) in Hattemerbroek
Rapportnummer 387
| Publicatiedatum 01 november 2008
Auteur Kubiak-Martens, L., L.I. Kooistra & J.J. Langer
Tijdens de grootschalige inventarisatie van botanische monsters van de vindplaats
Knooppunt Hattemerbroek bleek er telkens tussen het houtskool een verkoolde gesmolten massa aanwezig te zijn. Deze massa, die de naam glasachtig verkoold materiaal kreeg, was dikwijls gehecht aan houtskool, en soms zelfs versmolten met het verbrande hout, maar kwam ook voor in losse fragmenten (zie figuur 1). Twee zaken vielen in dit vroege stadium van het onderzoek meteen op. Ten eerste was het houtskool geassocieerd met deze massa, als het geïdentificeerd kon worden, bijna altijd afkomstig van den (Pinus).
Ten tweede bleef het voorkomen van de glasachtige massa voornamelijk beperkt tot één gebied binnen de opgraving, namelijk de houtskoolrijke haardkuilen van blok 4. Het leek waarschijnlijk dat de oorzaak voor deze bijzondere vorm van conservering lag in een zeer hoge temperatuur waaraan het hout moet zijn blootgesteld, waardoor het hars uit de houtvaten kon druipen. Op dat moment was het echter nog niet bekend welk specifiek proces verantwoordelijk was voor dit bijzondere houtskool. Pas veel later in het botanische onderzoek kon het verbonden worden aan mesolithische teerproductie in het plangebied Hanzelijn-Oude land.