Archeobotanisch onderzoek aan twee veenpaden uit de Bronstijd, Voorschoten-Krimwijk II, ZH
Rapportnummer 245
| Publicatiedatum 01 januari 2005
Auteur Rijn P. van & H. van Haaster
1.1 ACHTERGROND VAN HET ONDERZOEK In oktober en begin november 2004 is door Archeomedia in de Zuidhoflandse polder bij Voorschoten op de locatie van de toekomstige nieuwbouwwijk Krimwijk II een proefsleuvenonderzoek met daaropvolgend onderzoek aan twee veenpaden uitgevoerd.1 Eerder booronderzoek in de polder leverde archeologische indicatoren voor prehistorische bewoning op in dit gebied. Het proefsleuvenonderzoek had als doel de aan- of afwezigheid, aard, omvang, datering, gaafheid, conservering en relatieve kwaliteit van de archeologische waarden ter plekke vast te stellen, evenals de bedreiging daarvan door geplande bouwwerkzaamheden. De onderzoekslocatie lag tussen een in de ondergrond aanwezige strandwal in het westen en de loop van de Vliet in het oosten.2 Haaks op de noordoost-zuidwest oriëntatie van de strandwal is binnen verschillende werkputten een aantal sleuven getrokken en ook is het tracé van een geplande rioolsleuf gevolgd. In één van de sleuven werd een veenpad aangetroffen. Parallel hieraan werd ca.150 meter meer naar het zuiden een tweede veenpad aangetroffen, dat over een lengte van 100 meter gevolgd kon worden en dat verder naar het oosten toe mogelijk is samengekomen met het eerste pad. Bij de archeologische begeleiding van de aanleg van een rioolsleuf zijn verder nog enkele losse houten palen aangetroffen waarvan in eerste instantie werd gedacht dat deze deel uitmaakten van een derde veenpad. Dit spoor werd echter niet in aansluitende werkputten teruggevonden en is niet verder als veenpad gekarakteriseerd en onderzocht. Een zeer beperkt deel van de eerste veenpad is opgegraven. Met uitzondering van dat deel is men met de proefsleuven niet dieper gegaan dan voldoende was om te kunnen constateren dat het om een veenpad ging. Uiteindelijk is besloten de veenpaden niet verder op te graven, maar beschermende maatregelen te treffen voor het behoud van de archeologische sporen op het terrein.1.2 DE VRAAGSTELLINGEN VAN HET PROEFSLEUVENONDERZOEK MET BETREKKING TOT DE VEENPADEN ZELF EN HET OMRINGENDE LANDSCHAP Het onderzoeksterrein ligt tussen een strandwal in het westen en het riviertje de Vliet in het oosten. In het westelijk deel van de onderzoekslocatie werd op ca. 2 tot 4,80 meter onder NAP, onder het zogenaamde Hollandveen, de top van een zandlaag aangetroffen die onderdeel uitmaakt van de strandwal en die ca. 150 meter ten westen van de onderzoekslocatie aan het huidige oppervlak verschijnt. Deze strandwal zou daar gevormd zijn omstreeks 3000 voor Chr.3 Beide veenpaden lopen vanaf de strandwal, waar nu het centrum van Voorschoten ligt, in zuidoostelijke richting naar de huidige Vliet, waar vóór het bestaan van de Vliet al een kreek liep. Uit onderzoek naar de landschapsontwikkelingen in het gebied blijkt dat het eerste veenpad slingerend over relatief droge plekken in een moerassig landschap loopt.4 Veenpad 2 lijkt in een natter gebied te zijn aangelegd. Op grond van de stratigrafie van het Hollandveen werd, in afwachting van de 14C - dateringen, voorlopig aangenomen dat de wegen tussen ca. 1200 en 600 voor Chr. in gebruik zijn geweest. 1 Het onderzoek stond onder leiding van drs. M. de Koning, drs. M. Nokkert (veldleiding) en drs. C. Verbeek (wetenschappelijke leiding).