Onderzoek aan hout en macroresten van de opgraving aan de Duurstedelaan, plangebied Hoograven, gemeente Utrecht (provincie Utrecht)
Rapportnummer 611
| Publicatiedatum 01 februari 2013
Auteur Lange, S., & L. van Beurden
In de gemeente Utrecht, in het plangebied aan de Duurstedelaan in de wijk Hoograven, heeft in de zomermaanden van 2011 een archeologisch onderzoek plaatsgevonden (zie Figuur 1). In het plangebied wordt nieuwbouw gerealiseerd en zullen archeologische waarden door de geplande bouwwerkzaamheden onherroepelijk verloren gaan.
Dwars door het gebied loopt het tracé van de Romeinse grensweg, de limes-weg. Landschappelijk gezien lag de Romeinse weg aan de zuidkant van een voormalige riviergeul die in de Bronstijd actief is geweest (Figuur 2). Bij het archeologisch onderzoek zijn restanten van de Romeinse weg aangetroffen. De weg is opgebouwd uit een grindlaag op een aarden wal met aan weerskanten twee paalrijen. Het hout van de Romeinse wegconstructie is geborgen met het doel inzicht te verkrijgen over het houtgebruik en de houttechnologische kennis ten tijde van de aanleg. Algemeen zijn de vraagstellingen over het houtsoortenspectrum, het gebruik van de verschillende onderdelen van de boom en over de vorm en functie van de aangetroffen houtvondsten. Daarnaast zijn specifieke vraagstellingen geformuleerd die betrekking hebben op de vorm van de aanpuntingen en op aanwezige bewerkings- en gebruikssporen. Dit zijn waarnemingen die van betekenis kunnen zijn voor een intra-fasering van de beschoeiingen. Met name als het vragen over een gelijktijdige aanleg van structuren of over reparatiefasen betreft. Tenslotte kunnen houttechnologische kenmerken worden vergeleken met andere onderzochte Romeinse wegstructuren. Overeenkomsten in houtgebruik en houtbewerking kunnen bijvoorbeeld duiden op logistieke verbanden met Romeinse constructies elders in Leidsche Rijn.
Tijdens het archeologische veldwerk ontdekte men een vlechtwerkstructuur in de kleiig-zandige afzettingen van een Bronstijdrivier (zie figuur 3). De vlechtwerkstructuur maakte geen deel uit van de Romeinse weg en de indruk bestond dat de structuur veel ouder was. Een houtmonster uit het middengedeelte van de mat dateert deze in de Midden-Bronstijd (3475 ± 35 jaar BP, gekalibreerd in 1730 voor Chr. (89.0% waarschijnlijkheid). De vlechtwerkstructuur met een maximale breedte van circa 1 meter is waargenomen over een lengte van meer dan 35 m. Waarschijnlijk loopt de structuur nog in noordwestelijke richting buiten de opgravingsput door tot onder de hedendaagse bebouwing. Specifiek voor het houtonderzoek aan de vlechtwerkstructuur zijn onderzoeksvragen geformuleerd over de leeftijdsopbouw van het gebruikte materiaal, over het moment van kap en over vlechtwerktechnieken. Hiervoor zijn de takken van de vlechtwerkstructuur op enkele plaatsen bemonsterd.
Van de laag onder de vlechtwerkstructuur zijn twee monsters voor pollen- en macrorestenonderzoek genomen. Pollen- en macrorestenonderzoek kan informatie opleveren over de vegetatie ter plaatse ten tijden van de aanleg van de vlechtwerkstructuur. Uit de Bronstijdrestgeul zijn enkele staken verzameld van staand en liggend hout. Ten zuiden van de Romeinse weg en de vlechtwerkstructuur bevonden zich twee greppels die jonger bleken te zijn dan het vlechtwerk en ouder dan de Romeinse weg. De greppels zijn in de IJzertijd gedateerd. Uit één van de greppels is een stuk schors verzameld.
In dit rapport worden de resultaten van het houtspecialistische onderzoek aan het Romeinse constructiehout, aan de prehistorische vlechtwerkstructuur en van het pollen- en zadenonderzoek besproken.