Terug naar overzicht

Houtskoolonderzoek aan lagen op de overgang van Pleistoceen en Holoceen in Almere Haven (Maatweg-Meesweg-Meentweg)

Rapportnummer 481 | Publicatiedatum 01 mei 2015
Auteur Kooistra, L.

Download rapport  Download rapport


In de nazomer van 2008 is een Inventariserend Veldonderzoek (IVO), bestaande uit een proefsleuvenonderzoek en een hoogwaardig booronderzoek, uitgevoerd in het plangebied Almere Haven, toponiem Maatweg-Meesweg-Meentweg (zie figuur 1). Het onderzoeksgebied is lintvormig met een lengte van ongeveer 700 meter en is noordwest-zuidoost georiënteerd (figuur 2). Het onderzoek is in opdracht van Bureau Archeologie van de gemeente Almere door ADC ArcheoProjecten uitgevoerd.
Ter plaatse is in de ondergrond een noord-zuid georiënteerde dekzandrug aanwezig. De top van deze dekzandrug lag minder dan vijf meter onder NAP waardoor delen daarvan tot in het Midden-Neolithicum (4200-2850 v.Chr.) boven het toenmalige grondwaterniveau hebben gelegen. Het veldonderzoek heeft aan het licht gebracht dat zich in de top van het dekzand aanvankelijk waarschijnlijk een moderpodzol (bruine bosbodem) heeft ontwikkeld, die als gevolg van het stijgende grondwater tot een veldpodzol is omgevormd. Door het stijgende water werd de dekzandrug uiteindelijk afgedekt met pakketten gyttja, detritus, veen en klei.
Opvallend voor het onderzoeksgebied is het voorkomen van verkoolde plantenresten, waaronder houtskool. Houtskool kan een indicator zijn voor menselijke aanwezigheid, maar hier lijken er geen bewijzen voor te zijn op een enkel vaag archeologisch spoor en een vuurstenen klink na. Het is mogelijk dat de houtskool en verkoolde plantenresten op deze locatie het gevolg zijn van bosbranden, veenbranden en/of blikseminslag. Om meer duidelijkheid te krijgen over de aard van het verkoolde materiaal, dat wil zeggen of de oorzaak van het verkolen natuurlijk of antropogeen is, zijn uit profielen achttien en uit de Begemannboringen drie monsters voor houtskoolonderzoek geselecteerd (zie tabel 1). De monsters zijn zowel afkomstig uit de pleistocene dekzandbodem als de daarop gelegen holocene afzettingen.
Het houtskoolonderzoek, dat door BIAX Consult is uitgevoerd, heeft twee fasen gekend. In de eerste fase zijn de achttien profielmonsters geïnventariseerd. De specifieke vragen voor het inventariserende onderzoek waren:
1. Bevatten de monsters houtskool?
2. Is dit houtskool geschikt voor 14C-onderzoek?
Uit het inventariserend onderzoek is naar voren gekomen dat de houtskool uit de profielen geschikt was voor 14C-onderzoek. Tevens bleek dat tussen de stukjes houtskool van de pleistocene bodem verglaasd materiaal voorkwam dat wellicht het afvalproduct van mesolithische teerwinning is. Als deze veronderstelling juist is, vormt het verglaasde materiaal één van de weinige aanwijzingen voor mesolithische activiteiten op deze vindplaats. Om meer greep op de oorzaak van het verkoolde en verglaasde materiaal te krijgen, is tot analyse van zes van de achttien monsters besloten, aangevuld met drie monsters uit Begemann-boringen. De geselecteerde monsters zijn afkomstig van de basis van het basisveen, de A-, de E- (tweemaal), de B- en de BC-horizont van de dekzandrug (tabel 1). De drie monsters uit de Begemannboringen zijn afkomstig uit A-horizonten van het dekzandpakket op de flank en in de laagte. De belangrijkste vraag in de analysefase is of de houtskool het gevolg is van antropogene activiteiten. Dit rapport gaat in op de analyseresultaten en de conclusies die daaruit volgen.


Bedankt voor uw aanvraag, u ontvangt binnen enkele ogenblikken een e-mail met daarin de downloadlink.

Sluit venster

Download rapport

Vul om dit rapport te downloaden onderstaande gegevens in. U ontvangt direct een link per e-mail om het rapport te downloaden:






Op dit rapport rust nog een embargo, neemt u even contact met ons op?

Contact >