Archeobotanisch onderzoek op vindplaats Tradepark 58 in Tilburg (Bronstijd-IJzertijd-Nieuwe tijd)
Rapportnummer 527
| Publicatiedatum 01 augustus 2012
Auteur Haaster, H van & C.Vermeeren
In opdracht van de gemeente Tilburg hebben ARCHOL BV en BAAC van mei tot juli 2009 een opgraving uitgevoerd in plangebied Tradepark 58 in Tilburg. De aanleiding voor dit onderzoek was de geplande aanleg van het bedrijventerrein Tradepark Noord. In dit plangebied zijn in 2008 tijdens een proefsleuvenonderzoek van BAAC een aantal vindplaatsen vastgesteld met sporen van laat-prehistorische nederzettingen en begravingen. Omdat bescherming in de bodem niet mogelijk was, heeft de gemeente Tilburg gekozen voor het door middel van een definitieve opgraving veiligstellen van de vindplaatsen 1 t/m 6. Het plangebied ligt in het zuidwesten van de gemeente Tilburg en omvat het (tot voor kort) landelijke gebied tussen de plaatsen Tilburg en Goirle dat wordt heringericht. Het gebied ligt ingeklemd tussen de Surfplas in het zuiden en de rijksweg A58 in het noorden. De westelijke begrenzing wordt gevormd door de Turnhoutse baan, de oostelijke begrenzing loopt in een punt uit en volgt de (verlegde) gemeentegrens met Goirle (figuur 1). Het gebied Tradepark-Noord bestaat landschappelijk gezien uit twee delen. De noordelijke helft wordt gevormd door een zuidwest-noordoost georiƫnteerde dekzandrug. De zuidelijke helft ligt in het beekdal van de Katsbogte. Uit het onderzoek is gebleken dat de dekzandrug bewoond is geweest vanaf de Midden-Bronstijd tot de Midden-IJzertijd. Uit het Neolithicum stammen alleen enkele verspreide vondsten van aardewerk. Er zijn geen aanwijzingen voor bewoning in de periode Late-IJzertijd - Volle Middeleeuwen. Het vondstmateriaal wijst wel uit dat het gebied vanaf de Late Middeleeuwen als akkerland gebruikt is. In de Middeleeuwen of het begin van de Nieuwe tijd is het beekdal van de Katsbogte ontgonnen en (later) door ophoging geschikt gemaakt voor agrarisch gebruik. Tijdens het veldwerk zijn uit een groot aantal verschillende grondsporen monsters genomen voor pollenonderzoek en onderzoek aan botanische macroresten. De vraagstellingen die voorafgaande aan deze onderzoeken zijn geformuleerd, betreffen de voedingseconomie, de milieuomstandigheden in de nabije en wijdere omgeving en de menselijke activiteit op en rond de vindplaatsen. Tevens zijn uit drie waterputten de resten van houten beschoeiingen verzameld. De vragen hierbij hadden betrekking op houttechnologie, gebruikte gereedschappen, mogelijkheden voor datering, onderzoek naar primair of secundair houtgebruik en gebruikte houtsoorten. Het voorliggende rapport bespreekt de resultaten van het macroresten- en houtonderzoek. Voor de resultaten van het pollenonderzoek wordt verwezen naar Van Smeerdijk 2011.