Palynologisch onderzoek aan een dijkprofiel van Groede-Randzone Waterdunen
Report number 768
| Publication date 01 augustus 2014
Author Verbruggen, F.
In het najaar van 2013 heeft Archeodienst BV een archeologisch onderzoek uitgevoerd in het plangebied Waterdunen in de gemeente Sluis, gelegen in de Jong- en Oud-Breskenspolder tussen Groede en Breskens (Zeeuws-Vlaanderen). Deze locatie zal ontwikkeld worden tot natuurgebied. Graafwerkzaamheden, die gepaard gaan met de aanleg van een kwelsloot en het plaatsen van kabels en leidingen, zullen de ondergrond verstoren. Op plekken waar zich op basis van vooronderzoek mogelijk archeologische resten bevinden, zijn de werkzaamheden archeologisch begeleid, verdeeld over verschillende zones.
Uit vooronderzoek is gebleken dat de wijdere omgeving van het gebied voor de eerste keer is bedijkt na 1000 na Chr. Dijkdoorbraken vonden regelmatig plaats als gevolg van stormvloeden, waarna dijken hersteld moesten worden. Ook werden ingepolderde stukken grond in perioden van oorlog of onrust, zoals de Tachtigjarige Oorlog, soms bewust opnieuw onder water gezet om zo de opmars van vijandelijke troepen te verhinderen of te vertragen. Wat vaststaat is dat de Oud-Breskenspolder vanaf 1510 is ingepolderd, gevolgd door de inpoldering van de Jong-Breskenspolder in 1527. Zo werd bruikbare grond aangewonnen in een gebied dat daarvoor anders te nat was als gevolg van verdrinking van het landschap onder invloed van de zee. Het plangebied is in elk geval vanaf 1573 verspreid bewoond geweest, getuige de kaarten van Pourbus (1573) en Visscher-Roman (1645) en de kadastrale minuut van 1832.
Tijdens de archeologische begeleiding zijn in put 81, in zone 8 west (Schallegallepolder, zie figuur 1) onder andere resten van een dijklichaam aangetroffen. De dijk rond deze polder behoort samen met de Hogedijk en de Nolletjesdijk mogelijk tot één van de eerste inpolderingsdijken van dit gebied in de 16e eeuw. Het dijklichaam van zone 8 is opgebouwd uit verschillende pakketten. In de natuurlijke ondergrond en in de dijkvullingen zijn drie pollenbakken geslagen, welke zijn bemonsterd voor palynologisch onderzoek aan pollen (stuifmeel), sporen en niet-pollen palynomorfen. Deze palynologische resten zijn microscopisch klein en zeer licht, met als gevolg dat ze over het algemeen goed verspreiden door de lucht en via water of insecten. Een palynologisch onderzoek kan dan ook meer inzicht geven in de regionale en lokale vegetatiesamenstelling in het landschap van vóór de aanleg van de dijk en het materiaal dat is gebruikt voor de opbouw van de dijk.
In het PvE zijn vragen opgesteld aangaande de opbouw (en mogelijk herstel) van de dijk. Een deel van de vragen kan met behulp van palynologisch onderzoek (deels) beantwoord worden.