Forensische botanie

Onderzoek aan plantenresten die bijvoorbeeld op een plaats van een delict, op een verdachte, op een voorwerp of in een voertuig worden aangetroffen, kan een belangrijke bijdrage leveren aan het oplossen van misdrijven. Het gaat hierbij niet alleen om relatief grote plantenresten zoals hout, houtskool, zaden, bladresten en takjes, maar ook om microscopische kleine resten als stuifmeel, schimmelsporen, algen en zetmeelkorrels.

Voorbeelden waarbij botanisch onderzoek een belangrijke bijdrage kan leveren zijn:

* Achterhalen van een herkomstgebied of afgelegde route van elk mogelijk voorwerp, voertuig of individu.
* Vaststellen van de aard en ouderdom van allerlei organische materialen.
* Bevestigen van de identiteit van een slachtoffer waar de gebruikelijke identificatiemethodes niet meer mogelijk zijn (bijvoorbeeld door reconstructie van de laatste maaltijden die een persoon heeft genuttigd).
* Oplossen van fraudezaken (mest, vervuilde grond, rioolslib, voedsel).
* Het sturen van opsporingsonderzoek door het aangeven of uitsluiten van bepaalde onderzoeksrichtingen.

Typische contexten waar botanisch bewijsmateriaal kan worden verzameld zijn:

* Grond, modder, vuil, stof, vlekken.
* Haren, veren, huid, vingernagels.
* Kleding, schoeisel.
* Verpakkingsmateriaal, touw, tassen.
* Verdovende middelen, voedsel.
* Maag- en darminhoud, longweefsel.
* Luchtfilters, bandenprofielen, spatborden.

Monstername ten behoeve van botanisch sporenonderzoek is aan strenge richtlijnen gebonden. Het verdient aanbeveling in een vroeg stadium van het onderzoek reeds contact met ons op te nemen.